Gisteren op 6 december 2017 heeft minister Hoekstra van Financiën de Tweede en Eerste Kamer geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van de invoering van het Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP).
Wat is PEPP?
PEPP wordt mogelijk gemaakt met de invoering van de PEPP-verordening, een nieuwe Europese wet. Deze verordening maakt het mogelijk voor pensioenaanbieders om, op gestandaardiseerde wijze, een grensoverschrijdend pensioenproduct aan te bieden. De kenmerken van het product zijn daarnaast wettelijk gestandaardiseerd: alle aanbieders van pensioenproducten binnen de EU kunnen zo een gelijkwaardig product aanbieden binnen de verschillende lidstaten.
Het kabinet verwacht in eerste instantie dat zo’n pensioenproduct weinig meerwaarde zal bieden voor het pensioenaanbod in Nederland. Het ziet echter wel mogelijkheden voor financiële instellingen die vanuit Nederland pensioenproducten in andere Europese lidstaten willen aanbieden.
Vragen vanuit de Kamer
Onder het huidige voorstel, dat nu op Europees niveau ligt, zou het mogelijk zijn voor Nederlandse pensioenfondsen om dit nieuwe pensioenproduct aan te bieden. Dit zou in strijd zijn met de zogenaamde ‘productafbakening’: alleen voor verzekeraars zou het mogelijk moeten zijn het PEPP aan te bieden.
Minister Hoekstra heeft in zijn antwoord toegezegd dat pensioenfondsen inderdaad niet het PEPP mogen aanbieden. Het kabinet vindt dat, wanneer de Europese wetgeving niet de bevoegdheid geeft aan de overheid om BPF’en uit te sluiten, er inbreuk wordt gemaakt op de Nederlandse tweede pijler en de verplichtstelling. In een reactie op haar website onderschrijft belangenvereniging de Pensioenfederatie deze stelling: “De Pensioenfederatie is van mening dat lidstaten de mogelijkheid moeten krijgen om IORPs uit te sluiten van PEPP.”
Bron: antwoorden schriftelijke vragen Tweede Kamer / antwoorden schriftelijke vragen Eerste Kamer